Ook bijna een jaar na de opening kost het enige moeite het verbouwde Rijksmuseum in Amsterdam binnen te komen. Regelmatig moet je in de gure fietstunnel in de rij staan totdat er in het atrium weer plek is voor nieuwe bezoekers. Dan heb je in elk geval de tijd om je af te vragen wat nu toch het probleem met die fietstunnel was, want fietsers en museumpubliek rijden elkaar daar echt niet in de wielen.
Sinds de heropening op 13 april 2013 zijn er al meer dan twee miljoen bezoekers geteld in het museum. Eenmaal binnen is het leed nog niet geleden, want ook voor de garderobe en de ticketbalie moet je in de rij staan. Met een Museumkaart of een e-ticket kun je doorlopen. Hoe dan ook: het museum is ronduit schitterend geworden. Een prachtig uitzicht op het atrium heb je vanuit het café, dat op een hoog podium ligt. Ook daar moet je trouwens vaak in de rij staan om te wachten tot er een plekje vrij is.
De eregalerij van de 17e-eeuwse meesters is vanzelfsprekend het hoogtepunt van een bezoek. Al vanaf tientallen meters afstand is De Nachtwacht zichtbaar achter de meute bezoekers, uitgelicht door een lichtkoepel. Een unieke presentatie. In de zijkabinetten is werk te zien van Vermeer, Jan Steen, Frans Hals, Rembrandt, Ruysdael en anderen. De eregalerij is gemakkelijk te vinden, maar dat geldt niet voor de andere afdelingen. De kans is groot dat je per ongeluk weer in het atrium belandt en nog eens door de toegangscontrole moet. De bewegwijzering is ronduit knudde.
Het is onmogelijk om bij een eerste bezoek alles te zien, maar vergeet in elk geval niet een blik op de bibliotheek te werpen en om de zaal met schilderijen en parafernalia van de grote zeeslagen van Tromp en De Ruijter te bekijken. En denk daarbij om de tijd, want vreemd genoeg sluit het museum al om vijf uur ’s middags. Dat is echt heel raar voor een museum dat zo veel bezoekers trekt. En waarom is er geen wekelijkse avondopenstelling, zoals in het Louvre en het British Museum?